sábado, 9 de octubre de 2004

Sandra Luna: Sentiment als brandstof

Sandra Luna geldt als grootste tanguera van haar generatie. Tot voor kort was zij het best bewaarde geheim van Argentinië. Maar met haar late internationale debuut Tango Varón, stort ze haar gevoel uit over de rest van de wereld.

Het is een allerminst charmant gebaar. Maar wel gemeend. Sandra Luna (1966) schudt haar rood geverfde lokken over haar schouders en tikt met haar rechterknokkels boven haar zwart omlijnde ogen en fijn geëpileerde wenkbrauwen. "Een houten kop’’, constateert ze. En haar volle lippen krommen zich tot een innemende glimlach met een rij parelwitte tanden.

Die houten kop kwam haar goed van pas toen ze jong was. Haar ouders hadden zich als Spaanse immigranten gevestigd in de rauwe slagerswijk Mataderos van Buenos Aires. En daar hield je je als kind alleen overeind met een stevige dosis stug doorzettingsvermogen en een bijpassend incasseringsvermogen. Die kwaliteiten zette ze ook in toen ze op zesjarige leeftijd de tango ontdekte. Thuis werd vooral naar flamenco geluisterd, maar de jonge Luna pakte als vanzelf de flarden tango op die de woning binnenwaaiden uit radio’s en buurtcafé’s. Haar ouders vonden tango maar iets van de straat. Ze tolereerden het geneurie van hun oogappel als de gril van een kind. Maar toen het meisje al op de lagere school in haar hoofd had gezet dat ze tanguera wilde worden, schrokken ze wel even. De houten kop zette echter door.

Die onbuigzaamheid werkte ook tegen haar. "Ik kreeg al vroeg verscheidene sappige aanbiedingen om platen op te nemen’’, vertelt Luna. "Maar het valt niet mee om als tangozangeres serieus genomen te worden. Je bent er vooral om mooi te zijn en gewillig. Er wordt al snel van je verwacht dat je een contract privé beklinkt met een impresario, je weet wel wat ik bedoel. Daar heb ik nooit aan toegegeven. Ik had ook geen politieke vrienden die me aan een platencontract konden helpen. Ik was ook niet getrouwd met een politicus, producent of investeerder die de zaken voor me konden regelen. En dan kan het in Argentinië lang duren eer je aan de bak komt.’’

Vandaar dat Luna pas na meer dan een kwart eeuw zingen het wereldpodium betrad. In 2003 maakte ze - op haar zevenendertigste - haar internationale debuut met het sublieme album Tango Varón. De catalysator was Serge Glanzberg, de producent die eerder werkte met Keith Richards en Mick Jones van The Clash. Contact met platenmaatschappij World Connection zette een zoektocht naar geschikt materiaal in gang. En toen ging het eigenlijk vanzelf. Luna: "Het zat er al jaren in maar nu pas staan de puntjes op de i. Dit is het moment.’’

Onder kenners is Luna echter geen onbekende. Zij kennen haar uit het Argentijnse concertcircuit. Of ze zijn in het bezit van een vroege, lokale radio-opname die jaren geleden op vinyl verscheen en waar Luna zelf niet aan herinnerd wil worden ,,omdat hij zonder liefde is opgenomen’’. Zij bestempelen Luna unaniem tot ,,beste tanguera van haar generatie’’, een predikaat dat Luna zich onbeschaamd laat aanleunen. Ze noemt collega’s Mercedes Simone en Nelly Omar als invloeden en ook Ella Fitzgerald en Edith Piaff dienen als voorbeeld. Maar eigenlijk is ze ‘hors catégorie’. Sandra Luna is de stem van de tango in de eenentwintigste eeuw.

Mannenbenen als stiletto’s

Luna heet eigenlijk Montoya. Maar dat veranderde toen ze als zevenjarige optrad in een radioprogramma voor jonge tango-ontdekkingen. De programmamakers vonden Montoya teveel klinken naar zigeuners en dat paste volgens hen niet bij de tango. De jonge zangeres was zich toen nog niet zo bewust van haar zigeunerwortels en vond het idee van een podiumnaam wel spannend. Alleen welke? "Het was nacht en we keken naar buiten om inspiratie op te doen. Het eerste dat we zagen waren de sterren. Maar Sandra Estrella, dat werkt niet. Toen zagen we de maan, die vol aan de hemel hing. Luna werd het dus. En onder die naam treedt ik nou al 31 jaar op.’’

In Me Llama Luna (Ze Noemen Me Luna) vertelt de zangeres in veel poëtischer bewoordingen over haar naam. "Ze noemen me Luna en ik ben het verhaal / En ik ben het lied van de stad.’’ Het is een in metaforen gevangen verhaal dat de werkelijkheid voorziet van een haast mythologische glans, typisch voor tango. De werkelijkheid was veel harder. Luna’s eerste optredens vonden plaats in de bedompte tangocafé’s van haar geboortewijk. Op elfjarige leeftijd had ze een vaste gig in de bar El Boliche de Rotundo. Het duurde niet lang eer ze werd opgemerkt en andere aanbiedingen kreeg. Zo zong ze met het onvolprezen Sexteto Mayor, het orkest van Roberto Grela en Héctor Varela en zijn Mi Club. En de interesse beperkte zich niet tot de tangowereld. "Toen ik vijftien was werd ik gevraagd om op tour te gaan met Pappo. Dat was in de jaren zeventig dé rocker van Argentinië, in status gelijk aan iemand als B.B. King. En een paar jaar daarna wilde Los Redonditos de Ricotta me als zangeres. Dat was mijn ticket naar ongekende populariteit.’’

En toch zei Luna nee. "Sommige mensen kiezen voor populariteit en passen daar hun repertoire op aan. Ik doe het andersom. Ik heb gekozen voor een repertoire. Populariteit is niet mijn doel. Ik besef wel dat ik met die houding tegen de MTV-stroom inzwem. Maar ik heb het nooit geambieerd een Britney Spears te zijn. Ik ben een zangeres. En niet zomaar één maar eentje in de traditie van de tango canción.’’

Dat is een nogal opmerkelijk uitspraak uit een vrouwenmond. Want als tango canción iets is dan wel vrouwonvriendelijk. Vanaf haar introductie in de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw waren het de liederen van dieven, pooiers en straatslijpers, gevat in de rauwe taal van het getto. Vroege representanten als Angel Villoldo en Pascual Contursi schreven teksten over gekrenkte mannelijke eer en harteloze krengen. De bijbehorende sensuele dans, waarbij de mannenbenen als stiletto’s tussen vrouwendijen worden gepind, onderstreepte de hegemonie van de macho.

Misschien is het ook daar wel om dat Sandra Luna liever niet heeft dat er tijdens haar optredens wordt gedanst. Zij presenteert haar tangoliederen als luistermuziek, vergelijkbaar met Astor Piazzola, de meester van de Nuevo Tango die het genre moderniseerde en verhief tot kunst. Maar ondertussen laat ze de straat en alle mannelijkheid die eraan kleeft niet los. Sterker nog, ze benadrukt ze en overrompelt ze. In het titelnummer van Tango Varón bezingt ze de geboorte van de mannelijke tango: ,,Alles dat hier vandaan komt, lijkt / uitgevonden te zijn door de stad en de accordeon / met een zalig ritme / dat onderdanigheid leert / Dezelfde god die een man is en een vriend / was ontroerd toen het werd gecreëerd door mensen / en stak vanboven zijn hand uit en zo / werd de mannelijke tango geboren.’’

Maar door dit te zingen met een sterke, vrouwelijke stem ontkracht Luna het aan tango inherente machismo. Omdat ze zich verre houdt van spot of ironie blijft wel het hart van de muziek zuiver. ,,Ik ben noch machista noch feministe’’, stelt de zangeres zelf. "Ik ben niet zoals veel vrouwen die van hun man een halfgod maken. Maar mannen afkraken wil ik ook niet. Het gaat mij om het sentiment in de man-vrouw verhouding en dat naar voren brengen zonder dat het meteen gaat over bezit. En ja, dat is soms lastig in een omgeving die zo extreem macho is ingesteld als de tangowereld. Ik ben, denk ik, de enige vrouw die zolang al overleeft als tanguera. Het is die houten kop, hè.’’

Gevoel met gaten

Toch werd het ook Luna soms teveel. De opdringerige mannetjes met grijpgrage handjes en de corruptie in het studiosysteem dreven haar eind jaren tachtig tot wanhoop. Toen daar in 1990 nog het wanbeleid van president Carlos Menem bijkwam, die het land aan de rand van bankroet bracht, was voor Luna de maat vol. Ze emigreerde naar het land van haar ouders, Spanje.

"Dat land heeft toch wel een heel andere cultuur’’, zo merkte Luna al snel. "In Buenos Aires heb je tientallen, misschien wel honderden tangozangeressen, iedere wijk heeft een eigen tango-orkest. Maar Valencia telde drie tangueros en dat was het. Tango is totaal niet populair in Spanje. Daardoor belandde ik in een soort isolement. Misschien was dat ook wel goed. Het leerde me afstand te nemen en met andere ogen te kijken naar Argentinië. Toen pas realiseerde ik me ten volle dat Argentinië een land van immigranten is, een samenraapsel van verschillende culturen en invloeden. Het nationalisme, en het machismo dat daar een groot deel van uitmaakt, is direct terug te voeren op de noodzaak een band te vormen die de culturele verschillen overstijgt. Maar er blijft altijd de neiging bestaan om naar het noorden te kijken voor vergelijkingsmateriaal. Pas als een tangoplaat goed onthaald wordt in Europa of de VS dan kopen ook de Argentijnen hem.’’

Bij die instelling heeft ze zich neergelegd. Ze moest ook wel nadat ze na acht jaar als banneling besloot terug te keren naar haar vaderland. Haar reden voor remigratie was niet het lauwe Iberische tangoklimaat maar, vreemd genoeg, de taal. "Toen ik naar Spanje ging, dacht ik dat ik me prima zou redden. We hebben immers dezelfde taal. Maar hoe ik me vergiste! Taal is een sentimenteel idioom. Het is veel meer dan alleen maar woorden en grammatica. Gevoelens prikken direct door de taal heen. Als je het Spaans anders gebruikt, zoals het geval is bij de Spanjaarden, dan zitten er gaten in die gevoelens. En het sentiment, dat is de brandstof van de tango.’’

Luna leeft in de taal, voor haar een levend wezen. Daarom ook dat ze zich niet beperkt tot de liederen van tachtig, negentig jaar geleden. "Het tangorepertoire is heel groot. Maar er is een hele stapel klassiekers waar ik niks mee kan. Ik moet er iets bij voelen, ze moeten na bestudering bewijzen meer diepte te hebben. Als het me niet raakt dan kan ik het niet zingen. Als ik het niet kan voelen dan moet ik het acteren en dan is het nep. Voor sommige liedjes geldt het tegendeel. Die raken me juist zo sterk dat er een overdosis gevoel dreigt. Carritos Cartoneros bijvoorbeeld, dat gaat over daklozen die leven van handel in oud papier. Of Milonge Triste. Dat nummer gaat over verkrachting en is zo triest en zo poëtisch dat ik nog steeds moeite heb het te zingen. Het wordt me dan bijna teveel. Waar ik de kracht vandaan haal om dat iedere keer weer uit mijn keel te persen, weet ik niet. Misschien is het een goddelijke kracht.’’

Haar teksten laat Luna schrijven door bevriende dichters en liedschrijvers maar het is altijd een nauwe samenwerking. "Het zijn vaak mensen die ik al jaren ken, het zijn mijn vaders en opa’s. Ze kennen mijn gemoed en schrijven speciaal voor mij. En soms wordt ik verrast door iemand. Zoals gebeurde met Eladia Blazquez, mijn favoriete dichteres. Zij bood me Viejo Gringo aan, een lied dat uit de diepte van de ziel komt. Het gaat om een vader en zoon die elkaar innerlijk ontmoeten en denken aan wat ze samen hebben beleefd. Maar ook de kleinkinderen die vader nooit zal zien. Het springt heen en weer tussen zoveel sferen. Dat nummer is een fusie tussen verdriet en blijdschap. Het is van een droevigheid die iedereen herkent. En dat maakt het ook zo lekker.’’

Edo Dijksterhuis, Jazz, Oktober 2004-Netherlands

No hay comentarios:

Publicar un comentario

Leeremos atentamente tus comentarios